AD Columns » Boudewijn Büch![]() Lieve Hugo, Afgelopen weekend ging ik in Wassenaar naar een Boudewijn Büch-lezing. Ik was nooit eerder in dit rijkeluisdorp geweest, maar het beviel me er meteen. De gigantische vrij staande huizen en kilometers lange oprijlanen pasten perfect bij het nevelige novemberweer. Alsof de villa’s met hun rode daken er speciaal voor de donkerrode bladeren van de kastanjes waren neergezet. Met mijn gedeukte Hyundai-Excel uit 1997 – ja ik werd nagekeken – verdwaalde ik in eerste instantie tussen de meren en de kastelen. Omdat Büch deze week precies tien jaar dood is, had de gemeente Wassenaar besloten om een straat te vernoemen naar de schrijver en programmamaker. Misschien stond deze straat al in mijn Tomtom, dacht ik. Dan kom ik vast uit bij de plek van de lezing. Maar dat bleek niet zo te zijn. Ik sloeg op de gok maar weer een andere laan in. Als kind had ik Boudewijn verschillende keren ontmoet. Hij was een vriend van mijn ouders. Soms mocht ik ronddolen in zijn huis aan de Keizersgracht in Amsterdam. Dat bestond uit allerlei boekenkasten en trappetjes, waar je op kon klimmen en op die manier had je steeds een ander zicht op de ruimte. In het midden stond een dodo. Lange tijd dacht ik dat Boudewijn thuis aan een geheim project werkte om deze uitgestorven vogel weer levend te maken. Dat kwam door het woord ‘uit-gestorven’, alsof iemand de vogel had ‘uitgezet’. In mijn herinnering leek Boudewijn, met dat zwarte vlassige haar, op een soort magiër. Iemand die zeker in staat zou zijn om de dodo weer ‘aan’ te zetten. Eenmaal aangekomen bij de lezing vertelde Adriaan van Dis dat Boudewijn een literair spel speelde, op de scheidslijn tussen feit en fictie. Hij had dit zo goed gespeeld dat hij de oude getuigen van zijn leven was gaan vermijden. Jammer, zei Van Dis, dat vooral na Boudewijn’s dood zoveel aandacht was gekomen naar wat de schrijver nou precies verzonnen had en wat niet. Boudewijn zou natuurlijk vooral gezien moeten worden als een inspirator. Ja, dacht ik. Boudewijn was gewoon iemand die het leven kleur gaf. En toen ik terugreed hoopte ik dan ook dat hij de straat zou krijgen waar de bladeren het meest donkerrood waren en de bomen het diepst van kleur. Liefs, Iris ![]() Lieve Iris, Zijn witte handschoentjes, herinner je je die nog? Dan kwam Boudewijn Büch bij Barend & Van Dorp vertellen over de Dodo en dan hield hij bot van de uitgestorven vogel voorzichtig voor zich en hij kakelde maar door en de geestdrift spatte er werkelijk vanaf. Ik vond het aanstekelijk. Wat is een mens zonder passies? Büch had er vele. Zijn liefde voor Goethe, (oude) boeken, ontdekkingsreizigers, eilandjes, Mick Jagger. Hij zei gefascineerd te zijn door de zanger van de Stones, mocht hem interviewen en deed dat in het steenkolen Engels dat we al van hem kenden uit zijn reisprogramma’s. Hij had geen enkele gêne. Boudewijn Büch was volkomen schaamteloos. Hij blufte en jokte meer dan Pinokkio. Hij beweerde dat zijn vader in de oorlog voor de RAF had gevlogen, terwijl de beste man een eenvoudige gemeenteambtenaar was. Hij zei miljoenen te hebben geërfd, maar het was nog geen duizend gulden. Hij kocht wel 100.000 boeken en daar had hij helemaal het geld niet voor. Maar hij overtuigde kennelijk. En zo creëerde hij op de Keizersgracht zijn eigen paleisje, waar, begrijp ik, jij dus binnen bent geweest. En dan dat gestorven zoontje. Was dat nou zo of niet? Wat zou het? Het deed er niet toe, wat mij betreft. Maar daar denkt de goegemeente toch anders over. De waarheid verzinnen; in fictie is het geoorloofd, maar in het echt niet. Ik vond het vermakelijk dat het bij hem allemaal door elkaar liep. Ik was gehecht aan zijn enthousiaste referaten en anekdotes over belangrijke en onbelangrijke dingen. Wat je stelt, Iris: hij gaf kleur aan het leven. De afgelopen tien jaar zijn ons meer van die kleurrijke mensen ontvallen. Pim Fortuyn, Theo van Gogh, Jan Wolkers, Gerard Reve. Ik mis hun gesproken taal, hun boude beweringen, hun charmante gekte. Gelukkig bestaat de droogkomische Maarten van Rossem nog. Hij is geen fantast, maar schuwt hier en daar de overdrijving niet. Gelukkig maar. Chargeren mag niet, chargeren móet. Vind je ook niet, Iris? Als die overdrijving maar gestut wordt door kennis en eruditie. En uitgesproken wordt met ernst én relativering. En godzijdank leeft Adriaan van Dis ook nog. Laten we kaarsjes opsteken voor al de kleurrijke mannen, dood en levend. Vraag aan jou. Waarom bestaan er geen vrouwen die zo kleurrijk zijn als Van Dis, Van Rossum, Fortuyn, Van Gogh, Wolkers, Reve en Büch? Hartelijks, Hugo |
|
|