AD Columns » Dooier op drift![]() Lieve Hugo, Ondanks mijn Sinterklaas-trauma kijk ik toch uit naar vanavond. Ik heb vooral veel plezier in het schrijven van gedichten. Tot twee jaar geleden had ik weinig met poëzie. Ik las wel eens iets van Neruda, Achmatova of Vasalis, maar had het na één of twee gedichten meestal weer gehad. Ik kon niet zo lang stil zitten. Maar blijkbaar – als je ouder wordt – nestelt er zich een soort geduld in je. Het is nu alsof er vaker dan voorheen een zware kei op m’n schoot ligt. Ik hoef niet meer direct de bioscoop uit als de film is afgelopen. Nee hoor, ik kijk rustig de hele aftiteling en geniet nog wat na. Zo zat ik laatst ook opeens een hele avond met een dichtbundel op m’n schoot. Nou ja! Het was de nieuwe bundel van Charlotte Mutsaers: ‘Dooier op drift’. Deze titel is meteen al briljant. Zoals Mutsaers zelf een keer vertelde: “Als je geboren wordt, begin je eigenlijk al met dood gaan. Je dood is namelijk je einddoel, je wordt elke dag een beetje dooier. Eerst is de horizon waar die dood staat te wachten nog heel erg ver, maar op een gegeven moment zit het stuurloze scheepje er bovenop. Tegelijkertijd ben je dan op zee tussen de gevaarlijke golven. Je bent dan op drift en dus ook heel vitaal.” Je moet vrij geniaal zijn als je dit bedenkt. Mijn lievelingsgedicht uit de bundel heet ‘Clausules der vriendschap’, en eindigt als volgt: Wist ik veel / dat er maar één bestaat / die recht van sluiten heeft / de nietsontziende / claviger / geheten / Dood. Zelf kan ze het prachtig dramatisch voordragen. Ik zou graag net zo mooi kunnen dichten als Mutsaers. Alleen even praktisch gezien, er zit natuurlijk niemand tijdens een gezellige Sinterklaasavond te wachten op een gedicht van mij met iets als: / de nietsontziende / claviger / geheten / Dood. Kun je eigenlijk een literair dichter inhuren voor Sinterklaasgedichten? Gewoon iemand als Leonard Nolens bijvoorbeeld, die onlangs de Prijs der Nederlandse Letteren won. Daar zal toch wel een markt voor zijn? En dichters zijn natuurlijk ook niet vies van een beetje schnabbelen. Wist je trouwens Hugo – in de categorie leuke weetjes – dat negentig procent van de dichters geen rijbewijs heeft? Liefs, Iris ![]() Lieve Iris, Ik ken een dichter met een rijbewijs: Jules Deelder. Lang geleden zat ik bij hem in de auto. Hij reed als een waanzinnige, ik stond doodsangsten uit. Dat 90 procent van de dichters geen rijbewijs heeft is onwaarachtig. Alsof dat slag zich nog per paard verplaatst. Weet je zeker dat dat onderzoek niet door Diederik Stapel is gedaan? Een jaar of tien geleden nam ik me voor om elke dag minstens één gedicht te lezen. Piet Paaltjens, Pessoa, Michel van der Plas, zelfs een rijm van drs P. mocht. Maar de klad is er in gekomen. Weet je waarom? Zodra ik me begon te verliezen in het lezen van gedichten nam mijn somberheid toe. Misschien was het ook wel omgekeerd. De vicieuze cirkel kon ik alleen doorbreken door te stoppen met het lezen van poëzie. Daar knapte ik van op, maar de gedichten miste ik erg. Het is ook nooit goed hè, dat constateerde de beroemde dichter Slauerhoff al. De scheepsarts snakte op zee naar land en smachtte aan wal naar zee. Wat mij wel lukt is vrolijke verzen te lezen. Ik ben een groot liefhebber van het werk van Kees Buddingh’ (1918-1986). Zijn gedichten zijn absurd of juist begrijpelijk en vederlicht. Soms zijn ze melig (hier ligt Kees van Amerongen/in de grond geen kwade jongen) maar ik ken bijvoorbeeld ook een heel mooi liefdesgedicht van zijn hand dat heet Eight days a week. als mijn vrouw met de bus naar de stad gaat Mooi hè? Mij schiet te binnen dat ik Ingmar Heytze heb beloofd om zijn laatste gedichtenbundel te lezen. Ademhalen onder de maan heet het. Helemaal vergeten. Het is geen ramp, want dichters knokken niet. Op het Boekenbal zal hij me niet in elkaar slaan of zo. Vroeger kwam hij, behept met reisangst, Utrecht niet uit. Nu wel. Hij heeft zijn rijbewijs. Misschien heeft dat geholpen. Of zijn poëzie er beter van is geworden, zal ik binnenkort eens beoordelen. Hartelijks, Hugo |
|
|