AD Columns » duif in achterwiel![]() Lieve Hugo, Op Stille Zaterdag, om acht uur ‘s avonds, parkeer ik mijn auto voor mijn huis. Op het moment dat ik de motor uitzet, tikt er een motorrijder op het raampje bij de passagiersstoel. “Ben jij een dierenvriend?” vraagt hij als ik het raampje naar beneden draai. “Je hebt net bij het stoplicht een aantal duiven geraakt. Eén duif zit nog in je rechterachterwiel. Ik zou niet kijken als ik jou was, het ziet er vreselijk uit. Hij leeft nog.” “Oh nee!” antwoord ik en sla mijn hand voor m’n mond. “Nou, van die beesten zijn er gelukkig genoeg,” zegt de man. “Maar ik denk dat je een groter probleem hebt, dame. Door die duif is je achterwiel los komen te zitten. Hij zwenkt helemaal uit, levensgevaarlijk. Ik hoop niet dat je nog ver moet?” Als ik wil antwoorden dat ik voor mijn deur sta, voel ik opeens in de verte een vage onrust. “Nee, nee, ik ben al in de buurt.” De man vraagt of ik het rempedaal kan intrappen. “Gaat dat zwaarder? Ja he? Dat komt omdat hij nu nog maar op drie wielen remt.” Ik vloek binnensmonds. “Heb je gereedschap thuis? Dan geef ik die rem een paar goeie klappen en dan heb ik hem zo gefixt.” Ik draai het raampje dicht, stap uit de auto en kijk naar de man op de motor. Hij is lang en breed, zijn gezicht bijna onzichtbaar door de helm. “Ik zou echt niet dichterbij komen, de duif leeft nog steeds,” waarschuwt hij me als ik een stap naar voren zet. En dan – op het moment dat ik zeg dat ik mijn vriend ga halen om te helpen met het wiel – scheurt hij in één keer de straat uit. Verward ga ik mijn huis binnen, waar mijn vriend net de paaseieren heeft verstopt. “Er zit een duif in mijn wiel!” roep ik. En terwijl ik dit zeg, voel ik dat het niet klopt. Buiten loopt mijn vriend een paar rondjes om te auto. Niks te zien is. “Die man wilde je beroven,” zegt hij. “Gebeurt vaker bij vrouwen die alleen in de auto zitten. Een slimme truc om vervolgens bij je thuis binnen te komen.” Ik ben er stil van. Wat een geloofwaardig verhaal. Bijna was ik erin getrapt. Lfs, Iris ![]() Lieve Iris, Ik fantaseer soms dat iemand me wil beroven. Hij houdt een mes of een vuurwapen vast en brult dat ik mijn telefoon en mijn portemonnee moet afgeven. ‘Je kan de tyfus krijgen,’ zeg ik en loop door. Hij schreeuwt dat ik moet blijven staan, maar ik lach hem vierkant uit. ‘Schiet maar, klootzak. Durf je toch niet. Hahaha.’ In de ene versie druipt hij af. In de andere versie komt hij briesend op me af. Waarop ik hem een schop verkoop. In zijn kruis. Hij kreunt, bukt en ik loop verder. ‘Sukkel! Ga werken voor je geld, man.’ Toen ik dit laatst aan iemand vertelde die ooit onder bedreiging zijn portemonnee had afgestaan zei hij: ‘Je piept wel anders als het je overkomt.’ Uit respect ging ik er niet tegenin, maar eerlijk gezegd denk ik echt dat ik me zal verzetten als ik door één iemand word overvallen. Zeer onverstandig, dat zegt de politie ook, altijd je spullen afgeven in zo’n situatie. Dat zeg ik thuis ook altijd tegen zoonlief. Bij twee overvallers sta ik mijn eigendommen onmiddellijk af. Overtalsituatie. Maar bij één schurk verdedig ik mijn laatste tien euro met mijn leven. Ik denk dat ik iets roep als: ‘Opkankeren of ik ram je kop eraf.’ Het liefst zou ik hem helemaal in elkaar timmeren, gewoon omdat ik dat nog nooit gedaan heb en dit is een legitiem buitenkansje. Wel uitkijken dat ik de schurk niet te ernstig verwond natuurlijk, want anders moet ik een nachtje zitten wegens het gebruiken van buitensporig geweld. Vroeger fantaseerde ik van een doelpunt maken in de laatste minuut, maar sinds ik op een leeftijd ben gekomen dat het is uitgesloten dat je doelpunten maakt in de laatste minuut zijn de heroïsche fantasieën voorbij. Die overvallen man zei nog dat het heel snel gaat. Instinctief doe je wat je gezegd wordt. ‘Je leven is je liever dan je telefoon en je portemonnee.’ Nou ja, zo zal het mij dan ook wel vergaan, Iris. Ik geef de boel af, terwijl m’n hart in m’n keel bonst. Fijn weekend, Hugo |
|
|