AD Columns » Porgel & Porulan![]() Lieve Hugo, Vorig jaar schreven we een keer over ‘De Avonden’. Ik heb toen allerlei Revianen beledigd door te zeggen dat ik het een vlakke roman vond. Ik zei destijds dat ik best wilde geloven dat het voor een bepaalde generatie een belangrijk boek was, maar dat ik mij die impact helemaal niet kon voorstellen. Ik zag alleen een gefrustreerde twintiger met zichzelf en zijn ouders in de knoop: Frits van Egters. Brrr. Gelukkig hoefde ik daar geen beschuitje mee te eten. Maar afgelopen dinsdag zag ik bij de VPRO de documentaire Fatsoenlijk land, waarin het beeld werd rechtgezet dat Joden zich zonder verzet naar de concentratiekampen hebben laten afvoeren. Er was wel degelijk verzet, maar soms is dat onderbelicht gebleven in de geschiedschrijving over de Tweede Wereldoorlog. Publicaties hierover zijn schaars. Een voorbeeld van zo’n verzetsgroep is de Porgel en Porulan-groep. Vernoemd naar het onzin-gedicht ‘De blauwbilgorgel’ uit 1943 van C. Buddingh. Voor als je deze klassieker even vergeten bent, de eerste strofe luidt: Ik ben de blauwbilgorgel, Mijn vader was een porgel, Mijn moeder was een porulan, Daar komen vreemde kind’ren van. Raban! Raban! Raban! De verzetsgroep Porgel en Porulan was opgezet door Jan Hemelrijk en Bob van Amerongen. Toen ik deze namen in de documentaire hoorde ging er ergens in de verte een belletje rinkelen. Toen het vervolgens ging over de belangrijkste literaire werken van de eerste jaren na de oorlog, wist ik het weer. Gerard Reve heeft in zijn klassieker der Vaderlandse Literatuur zijn personages gemodelleerd naar echte mensen, onder wie een aantal uit de Porgel en Porulan-groep. Verzetskameraad Bob van Amerongen was boekenverzamelaar Viktor Poort. Wie is daar?’ vroeg een mannestem in de spreekbuis. ‘Viktor Poort, jij grote oude hoer,’ riep Frits (van Egters), ‘kom als de donder naar beneden’. Dit zorgt toch voor een extra dimensie in De Avonden. Ik heb het hierna nog maar eens herlezen en bij deze wil ik mijn excuses aanbieden aan alle Revianen die ik vorig jaar heb beledigd door het boek ‘vlak’ te noemen. Wat me trouwens verbaast is dat verzetsheld Bob van Amerongen bekend is geworden omdat hij door Reve als personage werd opgevoerd, maar niet vanwege zijn verzetswerk. Kunnen we deze man – die op z’n negentiende al verantwoordelijk was voor het leven van tientallen ondergedoken mensen – niet alsnog een lintje geven? Lfs, Iris ![]() Lieve Iris, Wat grappig. Ik declameer De Blauwbilgorgel van Cees Buddingh’ vaak. Nou ja, die eerste 5 regels dan. De rest van dit gorgelrijm krijg ik niet opgediept. Dat jaagt me schrik aan, want alzheimer is alom aanwezig. Mijn moeder vertelde mij haarscherp het volgende oorlogsverhaal. Het was 1943. In de Eerste Wandeloorddwarsstraat 49 b zette mijn grootvader streng een wijsvinger tegen zijn lippen. Het was de vorsende blik die mijn moeder, toen 14 jaar, altijd op haar hoede deed zijn. Niet dat de oude Huisdens losse handjes had, maar door een wenkbrauw te laten zakken legde hij zijn hele gezin het zwijgen op. Mijn moeder had gevraagd wat dat toch altijd voor geluiden waren op de trap bij de buren? De twee kinderen van de familie Schouten, toen 4 en 6 jaar, waren immers naar het platteland verhuisd. Over wat er bij de familie Schouten precies gebeurde mocht de rest van de oorlog niet gesproken worden van mijn grootvader. De aap kwam op 5 mei 1945 uit de mouw. Nederland vierde feest. Rotterdam vierde feest. Crooswijk vierde feest. Heel de Eerste Wandeloorddwarstraat vierde feest. Marktkoopman Schouten en zijn vrouw stonden gelukzalig te lachen. In hun bijzijn een middelbare man en vrouw, de onderduikers, Joden, collega’s, want ook marktkooplui. Die ademden eens diep in: eindelijk, frisse lucht. Als mijn moeder dit verhaal heeft verteld ben ik blij met de goede afloop. Ik vraag mijn moeder of meneer en mevrouw Schouten een yad vashem-onderscheiding hebben gekregen. Dat weet ze niet. Hoe hun kinderen van hun voornaam heetten? Mijn moeder schudt het hoofd. ‘Weet ik niet.’ Ineens is het weer oorlog. Mijn moeder vertelt dat er op een avond een familielid binnenkomt met een NSB-speldje op zijn revers. Mijn grootvader zwijgt nors. Totdat de man de lof begint te zingen over Duitsland. Mijn grootvader moet het instrument van de vorsende blik te min hebben gevonden. Mijn moeder herinnert zich nog precies wat haar vader zegt tegen de NSB’er: ‘Als je nou niet gauw maakt dat je wegkomt, dan gooi ik je van de trap.’ En weg was de man. De geluiden bij de buren heeft hij die avond niet kunnen registreren. Fijn weekend, Hugo |
|
|