1 augustus 2012

“Wij gaan al tien jaar op vakantie naar Polen”

In de buurt van Oldenzaal, op een paar kilometer afstand van de Duitse grens, parkeer ik m’n auto aan de rand van een bos. “Je mag hier niet staan,” zegt een jongetje met mooi donker kroeshaar en een bal onder z’n arm. “Dit gedeelte is alleen voor vrachtwagens.” Hij trapt de bal naar zijn broertje, die als twee druppels water op hem lijkt.

Als ik m’n auto ergens anders zet en terugloop, staat de tweeling penalty’s te nemen tegen een hek. “Doen jullie een beetje rustig,” roept de vader, die zich aan mij voorstelt als Adelino. Naast hem draalt zijn blonde vrouw Izabela. Op enige afstand zit hun oudste zoon David (14) aan een picknicktafel.                                   

Wat een opmerkelijke gezin, denk ik. Grappige combinatie. De Rotterdammers met wortels in Polen en Suriname gaan voor drie weken naar de Poolse badplaats Gdynia. “Ik kom daar oorspronkelijk vandaan,” vertelt Izabela. “We gaan al tien jaar elke zomer naar Polen. We huren een appartementje vlakbij het strand en gaan veel op bezoek bij familie. Als God ons goed weer geeft is het er heerlijk.”                                                                                                                       

Haar man knikt. “Dan kunnen we picknicken en een vuur maken op het strand.”

De familie is blij om een paar weken weg te zijn. In Rotterdam werkte Adelino als postbode en elektromonteur. Nu doet hij ergens administratief werk. Izabela pakt eigenlijk alles aan wat ze kan krijgen. “Meestal heb ik baantjes via een uitzendbureau. Veel schoonmaakwerk. In Polen heb ik vroeger een verpleegstersdiploma behaald. Maar dat is in Nederland niet geldig en dan zou ik moeten bijscholen. Dat lukt me niet. Ik heb teveel moeite met de taal.”                                   

“Hoezo?” vraag ik, “U bent toch prima te verstaan? Alleen in de verte hoor ik nog een accent.”                                                                                                                       

Izabela zwaait haar blonde haar naar achter. “Ja, praten gaat wel. Maar schrijven vind ik zo moeilijk. Ik blijf steeds fouten maken. Laatst ben ik weer voor een toets gezakt.”                                                                                                           

Ze denkt er liever even niet aan terug. En dat hoeft ook niet want het is nu vakantie. De tweelingbroertjes Gregory & Jeffrey (11) komen aanlopen. De voetbal heeft Gregory onder z’n arm geklemd. Hij gooit hem naar David, die nog steeds met zijn headphones op aan de picknicktafel zit.                                                           

“Spreken de kinderen eigenlijk een beetje Pools?” wil ik weten. “Tak!” roept Jeffrey. “Ja!”                                                                                                                        

En de vader? “Mwah, een beetje,” zegt Adelino. “Ik volg wel lessen. Maar het is lastig hoor! Gelukkig kan Izabela altijd het woord doen op vakantie.”                       

Gregory en Jeffrey hebben vooral voetbalspullen mee in hun koffer. Scheenbeschermers, sokken en kicksen. In juni hebben ze natuurlijk ook het EK op de voet gevolgd. Gregory was voor Polen, Jeffrey voor Nederland. “De spannendste wedstrijd was Polen-Rusland,” meent Gregory. Als hij daaraan terug denkt beginnen zijn ogen te stralen. “Ja, Polen was best goed bij het EK, ook al kwamen ze de poulefase niet door. Ze waren in ieder geval veel beter dan vroeger. En een stuk fanatieker dan Nederland.”

© Iris Koppe | website: Alain Otjens