Naar de gewone website van Iris Koppe...
© Iris Koppe | Website: Alain Otjens
Iris Koppe. Onze EK-vrouw in Polen en Oekraine

Hoestdrank

02 juni

Ik ben verhuisd naar een ander gastgezin, maar ik vraag me af of dit beter is. Ik slaap nu namelijk midden in een woonkamer, op een vooroorlogse bank die uit vier delen bestaat. Als je in een soort van cirkel gaat liggen dan voel je de naden niet. Rond mij scharrelen twee bejaarden: Irina, een zeer klein vrouwtje met een bochel, en Vanja, een gepensioneerde auto-ingenieur die een eigen broodmachine heeft.                                                                                                                       

Als deze oudjes even hun mond houden, probeer ik wat te schrijven. Irina heeft al zeker vijf keer aan haar man gevraagd waarom ik geen Frans spreek. “Dat is in België, lieverd,” antwoordt Vanja dan.                                                            

Soms ga ik even op de bank liggen en dan hoor ik ze dingen zeggen als: “Kijk, het meisje slaapt. Moet ze niet eten?”                                                                

Ik heb al drie keer uitgelegd dat ik echt niet de hele dag brood uit die broodmachine hoef. En bij het aanblik van alle ingemaakte tomaten en augurken in viezige glazen potten in de ijskast word ik misselijk.                                   

Vanochtend liet Irina zien hoe je thee moest zetten. Ze hing een theezakje in een kopje en goot er kokend water overheen.                                                                       

“Jaja, dat snap ik,” antwoordde ik ongeduldig. Even later wilde Vanja het ook demonstreren. “Kijken,” riep hij streng en met z’n rechterhand schonk hij water uit een ketel over het theezakje. “Ik begrijp het,” piepte ik. “Ik heb al eens eerder thee gezet.”                                                                                                           

“Kokend water is levensgevaarlijk,” vervolgde Vanja. “Als je de badkamer wilt gebruiken dan regel ik het water voor je.”                                                                      

Ik kreeg het benauwd en begon te hoesten. “Ik ga even een luchtje scheppen,” zei ik en wilde er tussenuit knijpen.                                                           

“Ho ho,” brieste Vanja en pakte me stevig bij m’n pols, “we willen niet dat je ziek wordt. Neem eerst wat hoestdrank.” Irina rommelde in een lade en stak me een lepel met een zwart goedje toe.                                                                                   

Toen ik de hap nam plooide ik m’n gezicht in een serene glimlach en liep snel naar buiten. Op straat zakte ik meteen door m’n knieën en spuugde de hoestdrank in de bosjes. Ik trek dit eigenlijk niet meer, ik ben te Westers voor een Oekraïns gastgezin. Misschien is het toch beter als ik vanavond gewoon naar een hostel ga.