Allereerst neem ik natuurlijk afscheid van Lenin. Met een goedkeurend oog keek hij de afgelopen weken in Charkov op de voetbalsupporters. En ’s nachts op de straatvegers. Het was mijn meest surrealistische aankomst ooit, toen ‘de Vlieger’ van André Hazes over het plein schalde. Lenin stond toen nog in de stellages, ingebouwd tussen allemaal grote tv-schermen. Ik vroeg me af of hij het ooit zo bedoeld heeft.
Bij mijn afscheid denk ik ook aan m’n docente in Kiev die haar collega’s afblafte. Toen ik er wat van zei legde ze uit dat het Oekraïense temperament gevormd is door de Mongoolse overheersing. Ik vond dat nogal dubieus, want die overheersing was zo rond de 13e eeuw. Dat gesnauw zal ik in ieder geval niet missen. Evenals de bemoeizucht van de Oekraïense vrouwen. Ze vonden het allemaal heel zielig dat ik hier als single aan het reizen was. Wel drie keer heb ik gehoord: “Maak je geen zorgen, je hebt goeie vormen, je krijgt zeker een rijke man.”
Maar het is aardig bedoeld. Net zoals de meeste restaurants het goed bedoelen, met sympathieke bordjes op de deur: ‘hier denken wij aan de niet-rokers’. In de Oekraïense praktijk komt dat er op neer dat je als niet-roker vaak aan een plastic tafeltje bij de toiletten in het tl-licht zit, terwijl de rokers een plek bij het raam met uitzicht op de ondergaande zon hebben.
Nu ik deze column tik komt de eigenares van m’n appartement binnen. Ze heeft twee emmers met verse kersen van de datsja bij zich.
‘Hoe ga je eigenlijk terug naar Nederland,’ vraagt ze. ‘Ik denk dat ik zo kijk of ik een trein richting Duitsland kan nemen,’ antwoord ik. ‘Dan zie ik wel waar ik uitkom.’
Ze staat erop dat ik wat te eten meeneem.
En met een emmer verse kersen in m’n ene hand, en m’n koffer in de andere vertrek ik naar het station.