Ik vraag me altijd af of er zoiets bestaat als een kinder-conditie. Zelf heb ik nog geen kinderen en ik vind het altijd buitengewoon vermoeiend om langer dan enkele uren met andermans kroost door te brengen. Mijn kinder-conditie is dus vrij laag.
Maar nooit eerder ben ik zo compleet uitgeput als na tien minuten in gesprek met Rik (46) en Atsje (37). Ze hebben drie kinderen, maar het lijken er negen. We staan binnen bij een benzinestation, ergens in Zeeland. Rik, die boven het gejengel uitroept dat hij in het dagelijks leven als elektromonteur op een booreiland werkt, probeert koffie uit een automaat te halen. De peuter Jesse (2) hangt rond zijn benen. Hij gooit een blikje Fristi over de grond en begint te huilen. Zijn zusjes Fleur (5) en Bente (6) zingen een liedje en bieden tegen elkaar op wie de mooiste jurk aanheeft. Ondertussen probeer ik via de moeder te weten te komen waar de reis naar toe gaat. Atsje, werkzaam in een ziekenhuis, kan helaas geen zin fatsoenlijk afmaken. Jesse heeft in één van de schappen van het koelvak alweer een nieuw blikje Fristi gevonden en rent ermee door de winkel.
Gelukkig heeft Rik nu even zijn handen vrij en legt me uit dat ze naar Valkenisse gaan, in Zeeland. Ze komen uit het Friese Workum. Lekker vakantie in eigen land dus. “Het is de bedoeling om te kamperen, naar het strand te wandelen en te genieten van het mooie weer. Misschien een bezoekje brengen aan Plopsaland of Neeltje Jans. Schijnt ook mooi te zijn.”
“Ja, Plopsaland!” juichen Fleur en Bente. Ze beginnen te dansen voor de ingang. Een bezoeker van het tankstation loopt haastig voorbij.
Als ik de familie naar hun auto volg, krijg ik bijna een hartverzakking als de kinderen allemaal een andere kant op rennen, onder andere richting de snelweg. “Hier blijven!” schreeuwt Rik.
De auto heeft een aanhangwagen met fietsen erop. De kofferbak zit stampvol.
Ja hoor, natuurlijk, de po. Ik dacht al: die kan niet ver weg zijn. Verder zie ik knuffels, De Ruijter hagelslag en een driewieler. “Ik zal je laten zien waar mijn overhemden zitten,” lacht Rik. Hij pakt een heel klein roze koffertje van één van zijn dochters, gevuld met knuffeltjes. Op de achtergrond, in het gras, krijgt Jesse nog even een schone luier.
Tot mijn verrassing staat er onder al de troep in de achterbak ook nog een koelkast. Rik pakt er Becel, kaas en tomatenketchup uit. “Voor op de camping in Valkenisse.” Hij prakt een reddingsvest, “onmisbaar voor de kinderen”, tegen de koelkast en drukt de klep van de auto weer dicht. Het lukt net.
Op de achterbank zie ik dat Fleur en Bente een tv-schermpje voor zich hebben. Het zit vast gemonteerd aan de achterkant van een hoofdsteun. “Ja, Atsje en ik kennen al die kinderseries nu wel uit ons hoofd,” zucht Rik. “Sommige hebben we onderweg al meer dan tien keer gehoord. Maar ja, alles is beter dan dat geruzie achterin.”