16 augustus 2012

“We gingen naar de hoeren en naar Anne-Frank”

Langs de grens kom ik veel Engelsen, Fransen en Duitsers tegen die in Nederland op vakantie gaan. Natuurlijk ben ik telkens erg benieuwd naar hun bestemming en hoe ze over ons land denken. Zoals iedere Nederlander vind ik de mening van buitenlanders erg belangrijk. Dit zit in onze volksaard en heeft te maken met ons minderwaardigheidscomplex. Dat geeft niet, het komt gewoon omdat we een erg klein land zijn. Logisch. Neem zo’n turnoefening van Epke Zonderland met buitenlands commentaar. Dit gaat eigenlijk al niet meer over het turnen, maar puur over wat zo’n Engelsman er over te zeggen heeft. Terwijl je ook zou kunnen denken, wat doet dat er toe? Wij zijn toch sowieso al heel blij met Epke?

Toch trek ook ik me zo’n mening erg aan. Diep in m’n hart ben ik behoorlijk nationalistisch. Ik heb bij Hazeldonk een keer ruzie gemaakt met een Fransoos die alleen voor de wiet naar Amsterdam ging. Dat trek ik niet. Dan ga ik op heel overdreven, onderwijsachtige toon over onze musea beginnen.                        

Ergens in Brabant raak ik in gesprek met vier motorrijders uit Manchester. Ze hebben net een ‘heerlijk weekend’ gehad in de hoofdstad. “Zo fantastisch,” zegt Bruce, die zijn leeftijd geheim wil houden maar wel vertelt dat hij werkeloos is. En dat zijn leven dus eigenlijk altijd uit één grote vakantie bestaat. “Zaterdag zijn we overdag eerst naar Anne-Frank geweest. Dat was ontzettend indrukwekkend. ’s Avonds brachten we een bezoekje aan het Red Light District. Echt tophoeren daar zo. We hebben genoten.”                                               

Ik weet eigenlijk niet hoe ik nu moet reageren. Trots of juist gepikeerd? Ze zijn op zich niet alleen voor de dames gekomen, ze hebben zich ook verdiept in onze geschiedenis. Ik besluit om me trots te voelen.                                                           

’s Middags, terug in Amsterdam, kom ik de backpacker Sam tegen, uit Nieuw-Zeeland. Ook hij is naar het Achterhuis geweest. Verder wil hij nog naar zee, naar Scheveningen. Daar heeft hij mooie verhalen over gehoord. Hij is hier met een groep vrienden en ze logeren in een hostel aan de Oudezijds Voorburgwal. “Maar ik was hier vorige week ook al en heb toen bij familie gelogeerd in Rotterdam. Mijn Nieuw-Zeelandse tante woont daar en is getrouwd met een Nederlandse man.”

Als Sam zijn rugzak voor me openmaakt zie ik allereerst oordoppen. “Voor als m’n vrienden snurken.” Hij laat me verder een Lonely Planet van Europa zien en wat autodrop. De drop heeft hij van z’n oom Hugo meegekregen voor onderweg. “Ja, hierna ga ik nog verder door Europa trekken. Maar Nederland is toch wel het hoogtepunt van de reis.”

Ik zit mezelf nog net geen schouderklopjes te geven, maar het scheelt niet veel. “Ja fijn land hè?” glimlach ik. Ik wenk de ober voor nog een drankje. Met dit gezelschap in de zon aan de gracht blijf ik graag nog wat langer zitten.

© Iris Koppe | website: Alain Otjens