10 augustus 2012

“Ik heb een bijl in m’n kofferbak”

Op de één of andere manier wist ik, voordat ik aan deze zomerrubriek begon, dat er iemand een bijl in z’n kofferbak zou hebben. Ik wist alleen niet wat voor iemand. Misschien een enge Oostenrijkse opa ofzo. Het kon namelijk niet zo zijn dat ik alleen sjoelbakken en po’s voor bijna zindelijke kinderen zou aantreffen. Ik had hier zelfs met vrienden een wedje opstaan.

In de buurt van Oldenzaal tref ik dan eindelijk de bijl. Niet in de kofferbak van een Oostenrijkse opa, maar in de bagage van David (27), een Utrechter die filosofie studeerde. Hij is samen met Jet (28) en Wouter (31) op weg naar Polen, om daar in eigen beheer een film op te nemen. In het Tatragebergte bij Zakopane. Het drietal komt nogal suffig over. Als ik Jet vraag wat ze gestudeerd heeft, zegt ze: “Sorry, ik begrijp even helemaal niks van deze vraag. Ik ben net wakker.” En ze rent naar een toiletblok om wat water in haar gezicht te gooien. Wouter is nogal wantrouwig. “Mogen we even jouw perskaart zien? Hoe weten wij wie jij bent?”                                                                                                                                               

Het moet toch niet gekker worden, roep ik, alsof ik degene ben met een bijl in m’n achterbak! 

Het drietal heeft nog 1300 kilometer te gaan. Het is nu al een vermoeiende reis, want vannacht hebben ze slechts een paar uurtjes geslapen.           

“Die bijl zal trouwens ook in de film een rol gaan spelen,” vertelt David, die nog het meest helder overkomt. “Het is een traditioneel exemplaar uit Zakopane. De film zal over de geschiedenis van Polen gaan. Ook over de Nederlandse bevrijding. Wat was de rol van Polen daarin? Het is zo’n onderbelicht onderwerp. Maar we hebben nog een lange rit voor de boeg. Op een gegeven moment begon onze caravan vandaag te zwabberen. Er moest een nieuw wiel op.”

Wouter heeft het wiel vervangen, maar daarbij wel een metaalsplinter in z’n vinger gekregen. Jet probeert het ding er met een pincet uit te krijgen.           

Ondertussen laat David me de caravan zien. Ik kijk naar binnen en zie de grootste zooi die ik ooit heb gezien. Je kunt er zelfs niet in omdat er zoveel troep ligt. David lijkt het allemaal onder controle te hebben. “Ja, hier moeten we inderdaad vannacht slapen, maar dat komt wel goed. We gaan straks even opruimen.” Aan de horizon begint een rode zon al langzaam tussen de velden te zakken. Met een half oog kijk ik op m’n horloge. “Oh, het is pas tien voor negen. Tijd zat,” antwoord ik.                                                                                                           

Als ik terug naar m’n eigen auto loop ben ik zo blij dat ik vannacht niet in die caravan hoef te slapen. En vooral dat ik niet hoef te helpen met opruimen.                       

In de schemer, met de muziek keihard aan, scheur ik terug naar Amsterdam. Onderweg stop ik nog even om een smsje en een foto van de bijl aan m’n vrienden te sturen: “Jongens, storten maar, die vijftig euro. Ik heb de weddenschap gewonnen.”

            

© Iris Koppe | website: Alain Otjens