Lukas van Diermen (20) en zijn broer Rinke van Diermen (26) zoeken een plek in het gras om te lunchen voor ze de grens oversteken naar Bad Bentheim. Ze zijn op de fiets, en met de auto rij ik achter ze aan. Even ben ik ze kwijt, maar dan duiken ze in de verte weer op, aan het eind van een heideveldje, bij een dennenbos. Hun reis gaat naar Järna, een plaatsje onder Stockholm.
“We gaan daar een jeugdkamp organiseren,” vertelt Rinke. Meteen ben ik gefascineerd door zijn enorme bos krullen. “Om daar per fiets heen te gaan hebben we zelf bedacht. We hadden wel zin in wat avontuur.”
Zijn broer stalt het eten uit en snijdt het stokbrood in stukken. Op het veld naast ons slaat een bruin paard met z’n staart de vliegen van zich af. “Het kamp begint over een paar weken, dus we moeten wel een beetje doorfietsen. Maar we hebben niet uitgerekend hoeveel kilometer per dag we moeten afleggen. Anders is een dag straks succesvol of mislukt. Dat willen we niet.”
Lukas geeft me een perzik en een glas sinaasappelsap. “In Järna staan we straks elke ochtend om zes uur op om pap te koken voor de deelnemers. Dan gaat iedereen een uurtje zingen, en daarna zijn er workshops, bijvoorbeeld theater of filosofie. ’s Avonds maken we een kampvuur. Na een paar dagen lijkt het alsof je elkaar al jaren kent.”
Het jeugdkamp is deels georganiseerd vanuit de Christelijke gemeenschap, gestoeld op de antroposofische kerk. “Daar zijn wij gedoopt,” zegt Rinke, “Tijdens het kamp is er een aantal regels: respect voor jezelf, voor elkaar, voor de aardse omgeving en voor het geestelijke.”
“Het klinkt zwaar, maar dat is het niet,” verduidelijkt Lukas, “Je moet gewoon geen harde muziek draaien. En het is ook niet de bedoeling dat je de hele tijd loopt te bellen of te Facebooken.”
Ik zeg dat het me heerlijk lijkt, een paar weken geen digitaal contact. “Daar verheug ik me ook op,” zegt Rinke “Maar ik heb nu vooral zin om door Denemarken te fietsen. Ik kijk graag Deense series en hou van de taal.” Zijn broer kijkt bedenkelijk. “Ik ben er geloof ik nooit geweest. Oh ja, wel! Toen ik vijf was ben ik in Kopenhagen keihard op m’n hoofd gevallen, dus daarom herinner ik me er natuurlijk niets meer van.”
De broers schelen zes en een half jaar. “Door het leeftijdsverschil zijn we nooit echt met elkaar opgetrokken,” vertelt Rinke, “Maar ik ben een beetje blijven hangen en Lukas is opeens enorm volwassen geworden. Dus nu hebben we elkaar weer gevonden. Het is onze eerste fietstocht samen.”
“Zijn jullie niet bang voor spanningen onderweg?” wil ik weten. Rinke begint te lachen. “Nee hoor, zonder mij verdwaalt hij toch meteen.”
Als ik de bagage achterop de fiets wil bekijken, haalt Rinke een oude brander te voorschijn. “Het is een Zweeds model, van Russische makelij. Een Sovjetmodel. Ik heb hem via Marktplaats gekocht, van iemand die in het leger heeft gezeten. Met een klein scheutje benzine brandt hij fantastisch.”